-------------------------------------------------------------------- Test examples generated by Rudi van der Woude. (c) 2017 -------------------------------------------------------------------- These 10 questions should be spoken by another person. -------------------------------------------------------------------- 1 Wat gaat u morgen doen? 2 Welke maand is het nu? 3 Op welke dagen werkt u? 4 Wat is uw telefoonnummer? 5 Hoe gaat het met u? 6 Wat wilt u graag leren in Nederland? 7 Wat kookt u graag? 8 Wat doet u graag met uw familie? 9 Waar heeft u Nederlands geleerd? 10 Wat voor kleren vindt u mooi? -------------------------------------------------------------------- These sentences can be read and filled in. -------------------------------------------------------------------- 1 Malik heeft een nieuwe bank gekocht. De oude bank was... 2 De dokter praat met Sofia. De dokter geeft Sofia.. 3 Karl gaat met zijn dochter naar de dierentuin. Ze kijken naar... 4 Sita geeft taart aan haar opa. Hij vindt dat... 5 Kevin heeft huiswerk. Hij moet veel... 6 Linn heeft niet goed geslapen. Ze blijft... 7 Jara is zwanger. Ze krijgt... 8 Brenda doet een opleiding. Ze moet iedere avond... 9 Franco gaat verhuizen. Zijn nieuwe huis heeft een... 10 Stanley wil een groter huis. Hij wil ook... 11 Het is druk op het station. Er zijn veel... 12 Ella bakt koekjes. Ze bakt de koekjes voor... -------------------------------------------------------------------- SUCCESS WITH THE REAL EXAMINATION --------------------------------------------------------------------