-------------------------------------------------------------------- Test examples generated by Rudi van der Woude. (c) 2017 -------------------------------------------------------------------- These 10 questions should be spoken by another person. -------------------------------------------------------------------- 1 Welke talen spreekt u? 2 Wat voor kleren draagt u vaak? 3 Wanneer bent u geboren? 4 Wat doet u graag met uw vrienden? 5 Wat voor kleren vindt u mooi? 6 Waar woont u? 7 In welk land bent u geboren? 8 Wat vindt u van de Nederlandse taal? 9 Hoeveel kinderen hebt u? 10 Wat eet u 's avonds? -------------------------------------------------------------------- These sentences can be read and filled in. -------------------------------------------------------------------- 1 Maja maakt soep. De soep is... 2 Mijn broer zingt veel. Hij is... 3 Christo heeft dorst. Hij drinkt een glas.. 4 Jessie houdt van muziek. Ze speelt graag... 5 Het is druk op het station. Er zijn veel... 6 Thomas ligt in het ziekenhuis. Hij vindt dat... 7 Vera doet suiker in haar thee. Haar thee wordt zo... 8 Isabel speelt graag met haar pop. Soms speelt ze ook met... 9 Kevin eet een salade met paprika. In de salade zit ook... 10 Ik ga een taart maken. Wiljij...? 11 Nadia heeft kip gekocht. Ze gaat de kip eerst... 12 Dylan is bij de tandarts. Dat is... -------------------------------------------------------------------- SUCCESS WITH THE REAL EXAMINATION --------------------------------------------------------------------