-------------------------------------------------------------------- Test examples generated by Rudi van der Woude. (c) 2017 -------------------------------------------------------------------- These 10 questions should be spoken by another person. -------------------------------------------------------------------- 1 Welke dag is het vandaag? 2 Wat voor kleren vindt u mooi? 3 Hoeveel talen spreekt u? 4 Hoe laat is het nu? 5 In welke plaats gaat u wonen in Nederland? 6 Hoe gaat het met u? 7 Wat voor kleren draagt u vaak? 8 Wanneer wilt u naar Nederland gaan? 9 Op welke dagen werkt u? 10 Welke dieren vindt u leuk? -------------------------------------------------------------------- These sentences can be read and filled in. -------------------------------------------------------------------- 1 Sandra moet vandaag veel doen. Ze moet... 2 Max draagt een helm op zijn werk. Dat moet van zijn... 3 Naima wil kapper worden. Ze leert... 4 John en zijn dochter bakken samen taart. Ze vinden dat... 5 Laila moet elke dag vroeg opstaan. Soms is ze... 6 De man belt in de auto. Dat is.. 7 Rachel zingt vaak alleen. Soms zingt ze ook... 8 Samuel praat met zijn baas. Hij vraagt... 9 Mijn auto is kapot. Nu moet ik... 10 Gabriel maakt een opdracht. Hij doet dat... 11 Alex gaat altijd met de trein. Ik ga graag met... 12 Het fruit is op. Ik ga nu naar... -------------------------------------------------------------------- SUCCESS WITH THE REAL EXAMINATION --------------------------------------------------------------------