-------------------------------------------------------------------- Test examples generated by Rudi van der Woude. (c) 2017 -------------------------------------------------------------------- These 10 questions should be spoken by another person. -------------------------------------------------------------------- 1 Welke maand is het nu? 2 Waar woont u? 3 Welke kleur vindt u mooi? 4 Wat doet u op een feestdag? 5 Wat voor kleren draagt u vaak? 6 Wat drinkt u graag? 7 Wat voor kleren vindt u mooi? 8 Hoeveel kinderen hebt u? 9 Wat doet u graag met uw familie? 10 Welke dag is het vandaag? -------------------------------------------------------------------- These sentences can be read and filled in. -------------------------------------------------------------------- 1 Edgar en Joko koken samen. Ze doen dat... 2 In het eten zitten pepers. Ik vind dat... 3 Mo zit aan tafel. Hij schrijft een brief aan zijn... 4 Sylvia is kapper. Ze moet vandaag veel... 5 Samuel vindt de pauze leuk. Hij gaat dan... 6 Er is ingebroken bij Ben. Hij belt naar... 7 Het is druk op de weg. Emir vindt dat... 8 Isa heeft pauze. Ze belt met haar... 9 Ik heb een computer met internet. Die gebruik ik... 10 Daniel heeft pijn aan zijn kies. Hij gaat naar.. 11 Carlos gaat vroeg slapen. Hij is... 12 Ling wil iets eten. Ze eet liever geen... -------------------------------------------------------------------- SUCCESS WITH THE REAL EXAMINATION --------------------------------------------------------------------