-------------------------------------------------------------------- Test examples generated by Rudi van der Woude. (c) 2017 -------------------------------------------------------------------- These 10 questions should be spoken by another person. -------------------------------------------------------------------- 1 Hoeveel broers en zussen hebt u? 2 Hoe bent u hier gekomen? 3 Wat voor werk wilt u doen? 4 Op welke dagen werkt u? 5 In welk land bent u geboren? 6 Hoe laat gaat u 's avonds naar bed? 7 Hoe gaat het met u? 8 Wat gaat u morgen doen? 9 Wat doet u op een feestdag? 10 Hoeveel jaar school hebt u gehad? -------------------------------------------------------------------- These sentences can be read and filled in. -------------------------------------------------------------------- 1 Kenji rookt al twintig jaar sigaretten. Dat is... 2 Ella bakt koekjes. Ze bakt de koekjes voor... 3 Peter speelt met zijn zoon. Ze zijn... 4 Peter maakt machines. Hij werkt vaak... 5 Iedereen is blij. Het is... 6 Liam kan niet goed zien. Hij moet... 7 Jing maakt de borden schoon. Daarna gaat ze... 8 Ivan is niet blij met zijn werk. Hij vindt zijn werk te... 9 Samuel vindt de pauze leuk. Hij gaat dan... 10 De man belt in de auto. Dat is.. 11 Jasmine gaat naar het ziekenhuis. In het ziekenhuis zijn... 12 Jessie houdt van muziek. Ze speelt graag... -------------------------------------------------------------------- SUCCESS WITH THE REAL EXAMINATION --------------------------------------------------------------------